uniformeerde
- uni·for·meer·de
vervoeging van |
---|
uniformeren |
uniformeerde
- enkelvoud verleden tijd van uniformeren
- Ik uniformeerde.
- Jij uniformeerde.
- Hij, zij, het uniformeerde.
- Ik uniformeerde.
- Het woord uniformeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.