uitzitten
- uit·zit·ten
- samenstelling van uit bw en zitten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitzitten |
zat uit |
uitgezeten |
klasse 5 | volledig |
uitzitten
- overgankelijk een vooraf bepaalde tijd ergens gedwongen verblijven; voltooien van een gevangenisstraf
- Die straffen worden zelden in hun geheel uitgezeten.
- ▸ De rechtbank veroordeelde Bakker vorig jaar nog tot een gevangenisstraf van 4,5 jaar, waarop Bakker in hoger beroep ging. Bakker is direct vrijgelaten omdat hij de achttien maanden cel al in voorarrest heeft uitgezeten. Hij was zelf niet aanwezig in de rechtbank.[1]
1. en vooraf bepaalde tijd ergens gedwongen verblijven; voltooien van een gevangenisstraf
- Het woord uitzitten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitzitten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron “Voormalige verslavingsgoeroe Keith Bakker krijgt fors lagere straf in hoger beroep” (13 jul 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be