uitvlooien
- Geluid: uitvlooien (hulp, bestand)
- uit·vlooi·en
- samenstelling van uit bw en vlooien ww
uitvlooien
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitvlooien |
vlooide uit |
uitgevlooid |
zwak -d | volledig |
- iets heel zorgvuldig uitzoeken of bestuderen
- Dat uitvlooien was de opdracht die de Antwerpse gedeputeerde Ludwig Caluw (CD&V) vorig jaar gaf aan een team onderzoekers onder leiding van professor Thierry Vanelslander.[1]
- Visser - in het dagelijks leven kantonrechter te Zaandam - moet in korte tijd de juridische problemen uitvlooien, een volgens hem vermoeiende bezigheid. „Je kunt dit vergelijken met het werk van een huisarts.[2]
- analyseren, napluizen, naspeuren, uitpuzzelen, uitvogelen, uitzoeken, ontrafelen, ophelderen, uitdokteren, uitknobbelen
- Het woord uitvlooien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitvlooien" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ de Standaard 22 NOVEMBER 2017
- ↑ Tubantia 02-FEBRUARI-2009
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be