Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·staand

Werkwoord

vervoeging van: uitstaan
verbogen vorm: uitstaande

uitstaand

  1. onvoltooid deelwoord van uitstaan
stellend
onverbogen uitstaand
verbogen uitstaande
partitief uitstaands

Bijvoeglijk naamwoord

uitstaand

  1. van een geldbedrag dat het nog betaald moet worden
    • Het geld is helemaal op, terwijl er nog steeds uitstaande rekeningen zijn die betaalt moeten worden. 

Gangbaarheid