Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ran·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

uitrangeren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitrangeren
rangeerde uit
uitgerangeerd
zwak -d volledig
  1. buiten werking stellen / ontslaan uit een ambt
    • NASA is sinds het uitrangeren van de Spaceshuttle niet meer in staat zelf mensen in de ruimte te brengen.[2] 
    • De partijtop in Moskou weet wel veel. Al op 28 april 1986 komt onder leiding van Michail Gorbatsjov het Politbureau van de communistische partij CPSU bijeen om in het diepste geheim de ramp te bespreken. Partijleider – perestroika – Gorbatsjov is dertien maanden aan de macht en net begonnen met het uitrangeren van de oudgedienden uit de tijd van Leonid – stagnatie – Brezjnev.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Bard van de Weijer 6 mei 2015
  3. NRC Hubert Smeets 26 april 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be