uitkraaien/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitkraaien | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitkraaien | uit te kraaien | ||||||||
toekomend | zullen uitkraaien uit zullen kraaien |
te zullen uitkraaien uit te zullen kraaien | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgekraaid | te hebben uitgekraaid | ||||||||
toekomend | uitgekraaid zullen hebben | uitgekraaid te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitkraaiend | uitgekraaid | ev. kraai uit |
mv. verouderd kraait uit |
kraaie uit (bijzin) uitkraaie | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | kraai uit | kraait uit | kraait uit | kraait uit | kraait uit | kraaien uit | kraaien uit | kraaien uit | |||
verleden (o.v.t.) | kraaide uit | kraaide uit | kraaide uit | kraaide uit | kraaide uit | kraaiden uit | kraaiden uit | kraaiden uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitkraaien | zult/zal uitkraaien | zult/zal uitkraaien | zult uitkraaien | zal uitkraaien | zullen uitkraaien | zullen uitkraaien | zullen uitkraaien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitkraaien | zou uitkraaien | zou(dt) uitkraaien | zoudt uitkraaien | zou uitkraaien | zouden uitkraaien | zouden uitkraaien | zouden uitkraaien | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitkraai | uitkraait | uitkraait | uitkraait | uitkraait | uitkraaien | uitkraaien | uitkraaien | |||
verleden (o.v.t.) | uitkraaide | uitkraaide | uitkraaide | uitkraaide | uitkraaide | uitkraaiden | uitkraaiden | uitkraaiden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitkraaien uit zal kraaien |
zult/zal uitkraaien uit zult/zal kraaien |
zult/zal uitkraaien uit zult/zal kraaien |
zult uitkraaien uit zult kraaien |
zal uitkraaien uit zal kraaien |
zullen uitkraaien uit zullen kraaien |
zullen uitkraaien uit zullen kraaien |
zullen uitkraaien uit zullen kraaien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitkraaien uit zou kraaien |
zou uitkraaien uit zou kraaien |
zou(dt) uitkraaien uit zou(dt) kraaien |
zoudt uitkraaien uit zoudt kraaien |
zou uitkraaien uit zou kraaien |
zouden uitkraaien uit zouden kraaien |
zouden uitkraaien uit zouden kraaien |
zouden uitkraaien uit zouden kraaien | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgekraaid | hebt uitgekraaid | hebt/heeft uitgekraaid | hebt uitgekraaid | heeft uitgekraaid | hebben uitgekraaid | hebben uitgekraaid | hebben uitgekraaid | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgekraaid | had uitgekraaid | had uitgekraaid | hadt uitgekraaid | had uitgekraaid | hadden uitgekraaid | hadden uitgekraaid | hadden uitgekraaid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgekraaid hebben | zal/zult uitgekraaid hebben | zult/zal uitgekraaid hebben | zult uitgekraaid hebben | zal uitgekraaid hebben | zullen uitgekraaid hebben | zullen uitgekraaid hebben | zullen uitgekraaid hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgekraaid hebben | zou uitgekraaid hebben | zou/zoudt uitgekraaid hebben | zoudt uitgekraaid hebben | zou uitgekraaid hebben | zouden uitgekraaid hebben | zouden uitgekraaid hebben | zouden uitgekraaid hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgekraaid worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgekraaid | er is uitgekraaid | |||||||||
verleden | er werd uitgekraaid | er was uitgekraaid | |||||||||
toekomend | er zal uitgekraaid worden | er zal uitgekraaid zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgekraaid worden | er zou uitgekraaid zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgekraaid worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgekraaid worden | uitgekraaid te worden | ||||||||
toekomend | uitgekraaid zullen worden | uitgekraaid te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgekraaid zijn | uitgekraaid te zijn | ||||||||
toekomend | uitgekraaid zullen zijn | uitgekraaid te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgekraaid | wordt uitgekraaid | wordt uitgekraaid | wordt uitgekraaid | wordt uitgekraaid | worden uitgekraaid | worden uitgekraaid | worden uitgekraaid | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgekraaid | werd uitgekraaid | werd uitgekraaid | werdt uitgekraaid | werd uitgekraaid | werden uitgekraaid | werden uitgekraaid | werden uitgekraaid | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgekraaid worden | zult uitgekraaid worden | zult uitgekraaid worden | zult uitgekraaid worden | zal uitgekraaid worden | zullen uitgekraaid worden | zullen uitgekraaid worden | zullen uitgekraaid worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgekraaid worden | zou uitgekraaid worden | zou/zoudt uitgekraaid worden | zoudt uitgekraaid worden | zou uitgekraaid worden | zouden uitgekraaid worden | zouden uitgekraaid worden | zouden uitgekraaid worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgekraaid | bent uitgekraaid | bent/is uitgekraaid | zijt uitgekraaid | is uitgekraaid | zijn uitgekraaid | zijn uitgekraaid | zijn uitgekraaid | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgekraaid | was uitgekraaid | was uitgekraaid | waart uitgekraaid | was uitgekraaid | waren uitgekraaid | waren uitgekraaid | waren uitgekraaid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgekraaid zijn | zult uitgekraaid zijn | zult uitgekraaid zijn | zult uitgekraaid zijn | zal uitgekraaid zijn | zullen uitgekraaid zijn | zullen uitgekraaid zijn | zullen uitgekraaid zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgekraaid zijn | zou uitgekraaid zijn | zou/zoudt uitgekraaid zijn | zoudt uitgekraaid zijn | zou uitgekraaid zijn | zouden uitgekraaid zijn | zouden uitgekraaid zijn | zouden uitgekraaid zijn |