uitknobbelen
- uit·knob·be·len
uitknobbelen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitknobbelen |
knobbelde uit |
uitgeknobbeld |
zwak -d | volledig |
- door denken proberen een probleem oplossen
- De leden van atletiekvereniging ASV hebben in een algemene ledenvergadering woensdagavond gekozen voor het uitknobbelen van optimale vrijwilligersvergoedingen voor alle trainers. Een voorstel van het bestuur waarbij de huidige vergoedingen werden aangepast, in combinatie met een contributieverhoging, werd bij gebrek aan draagvlak teruggetrokken. [3]
- Het plezier waarmee Wagenaar college geeft, weet hij misschien nog te overtreffen tijdens de voorstellingen die hij geeft met een van zijn circa honderdvijftig toverlantaarns. “Met de toverlantaarn kom je op veel verschillende sporen. Waar gaan die plaatjes over? Welke verhalen werden ermee uitgebeeld? En voor welk publiek? En soms moet je uitknobbelen hoe zo'n lantaarn precies werkt.” [4]
- uitvlooien, ontdekken, bedenken, uitdenken, uitdokteren, uitzoeken, onderzoeken, uitvogelen, uitvissen, uitkienen
1. door denken proberen een probleem oplossen
- Het woord uitknobbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitknobbelen" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ uitknobbelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 29-01-15, ASV-leden vierkant achter trainers
- ↑ NRC Koos Metselaar 19 augustus 1996 Minder vrij, maar nog niet monddood
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be