uitknikkeren
- uit·knik·ke·ren
- samenstelling van uit bw en knikkeren ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitknikkeren |
knikkerde uit |
uitgeknikkerd |
zwak -d | volledig |
uitknikkeren
- overgankelijk, (spel) het uit de pot wegschieten van een knikker van de tegenstander
- Hij slaagde erin de stuiter uit te knikkeren.
- In de zin van iemand buiten spel zetten of buiten de deur zetten worden "uit" en "knikkeren" niet aan elkaar geschreven.[1]
- Het woord 'uitknikkeren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.