• uit·ker·ven

uitkerven [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitkerven
kerfde uit
uitgekerfd
zwak -d volledig
  1. door het snijden en schrappen verwijderen
     Het uitkerven van geïntegreerde microcircuits kan alleen op macroschaal plaatsvinden, en alleen op een macroscopisch tweedimensionaal vlak.[2]
  2. het aanbrengen van een snee of kerf
  3. losrafelen van een kledingstuk