tweehonderdentwintig
0 | 2 | 2 | 0 |
tweehonderdentwintig,
op een abacus
op een abacus
- Geluid: tweehonderdentwintig (hulp, bestand)
- IPA: / ˌtwehɔndərtɛnˈtwɪntəx / (6 lettergrepen)
- twee·hon·derd·en·twin·tig
- samenstellende samenstelling van tweehonderd ht, en vw en twintig ht
tweehonderdentwintig
- "220", langere vorm van tweehonderdtwintig, tweehonderd plus twintig
- om een hoeveelheid aan te geven
- De inzameling heeft tweehonderdentwintig euro en vijftig cent opgebracht.
- om een plaats in een volgorde aan te geven
- De hoofdprijs van de verloting valt op lot tweehonderdentwintig.
- om een hoeveelheid aan te geven
- tweehonderdtwintig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, het langere "tweehonderdentwintig" wordt zelden gebruikt)[1] [2]
rangtelwoord
hooftelwoord samengesteld met "tweehonderdentwintig" ht als linkerdeel
- Het woord 'tweehonderdentwintig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron W. Haeseryn e.a.“7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
- ↑ Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)