tweehonderdennegentig

Nederlands

       
0 2 9 0
tweehonderdennegentig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·hon·derd·en·ne·gen·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

tweehonderdennegentig

  1. "290", langere vorm van tweehonderdnegentig, tweehonderd plus negentig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft tweehonderdennegentig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot tweehonderdennegentig. 
Synoniemen
  • tweehonderdnegentig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, het langere "tweehonderdennegentig" wordt zelden gebruikt)[1] [2]
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "tweehonderdennegentig" ht als linkerdeel

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2.   Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)