Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tut·te·rig
Woordherkomst en -opbouw

afleiding van tut met het achtervoegsel -erig

stellend vergrotend overtreffend
onverbogen tutterig tutteriger tutterigst
verbogen tutterige tutterigere tutterigste
partitief tutterigs tutterigers -

Bijvoeglijk naamwoord

tutterig [1]

  1. saai, burgerlijk, kinderachtig en al te voorzichtig m.n. als het gaat over wat oudere vrouwen
    • Het is alsof ze de camera op je eigen tutterige burgerbestaan richten en zeggen: kijk eens, kijk eens goed, is dat wat je wilt, leven met gesloten ogen? Ze tonen een werkelijkheid waarin de mens vervreemd is van zichzelf en zijn omgeving. Hij is een kantoorslaaf of een handelaar in cryptische patenten, verdient geld met telefoneren en de computer aanzetten. [2] 
    • De kostuums zijn simpel: witte, een beetje tutterige jurkjes voor de vrouwen, witte overhemden en zandkleurige broeken voor de mannen. Wat stoelen aan de zijkant en een uit de lucht dalend object met kleine lichtjes vormen het toneelbeeld. [3] 
    • Als Elsbeth en Ton denken dat ze op déze manier de volksgunst ten aanzien van Máxima in haar tegendeel kunnen doen omslaan, kan met zekerheid worden gezegd: dat lukt ze nooit! Zó truttig en tutterig is zelfs het truttendeel van de natie niet, wát dat ook moge zijn (Van Dale kent het woord niet). [4] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen