tussenuit
- tus·sen·uit
- samenstelling van tussen en uit
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | tussenuit | |
persoonlijk | ertussenuit | |
aanwijz. | nabij | hiertussenuit |
veraf | daartussenuit | |
vragend/betrekk. | waartussenuit |
tussenuit
- prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord: een ingesloten situatie verlatend
- ertussenuit: Hij kwam er niet tussenuit.
- Als voorzetsel gebruikt, wordt het woord gewoonlijk gescheiden in een voorzetsel "tussen" en een achtergeplaatst voorzetselbijwoord "uit":
- De olie druipt tussen de kieren uit.
- Het woord tussenuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tussenuit" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be