Nederlands

 
tuinfeest
Uitspraak
Woordafbreking
  • tuin·feest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tuinfeest tuinfeesten
verkleinwoord tuinfeestje tuinfeestjes

Zelfstandig naamwoord

het tuinfeesto

  1. bijeenkomst met vermaak voor gasten, die buiten een huis wordt gehouden, in de regel om een belangrijke gebeurtenis te vieren
    • Toen in Duitsland de nazi’s aan het bewind kwamen en ook in Nederland nationalisme en racisme toenamen, kreeg de familie Van den Bergh het zwaar te verduren. Een vijfdaags tuinfeest dat Sam bij zijn villa in Wassenaar organiseerde om fondsen in te zamelen voor een landbouwkolonie in de zojuist drooggelegde Wieringermeerpolder, kwam hem op een felle aanval van de NSB te staan. In de kop van Noord-Holland werden joodse vluchtelingen omgeschoold tot landarbeiders met als uiteindelijk doel emigratie naar Palestina.[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Ariëtte Dekker 18 november 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be