• tui·len
  • tuil met uitgang -en

de tuilenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tuil
47 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be