trouwziek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trouw·ziek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van trouwen ww en ziek zn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | trouwziek | trouwzieker | trouwziekst |
verbogen | trouwzieke | trouwziekere | trouwziekste |
partitief | trouwzieks | trouwziekers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
trouwziek [1]
- (verouderd) te heftig verlangend om te trouwen
Gangbaarheid
- Het woord 'trouwziek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.