trouwkamer in Hilversum
  • trouw·ka·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord trouwkamer trouwkamers
verkleinwoord

de trouwkamerv / m

  1. de zaal in een gemeentehuis waarin huwelijken worden voltrokken
    • Op de dakkapellen boven de entree prijken de wapens van de dorpen die opgingen in Zaanstad, het hekwerk is gedecoreerd met tulpen, de klokkentoren versierd met 'trouwringen'en op het balkon van de trouwkamer zoenen de walvissen uit het wapen van Zaanstad elkaar.[2] 
    • Opening gerestaureerd stadshuis Rotterdam. Trouwen kan vanaf donderdag in de gerestaureerde trouwkamers van het stadhuis in Rotterdam. Het gebouw uit de jaren twintig van ontwerper Henri Evers heeft zijn oorspronkelijke uitstraling terug. De eerste fase van de restauratie van het stadhuis is nu klaar.[3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant
  3. Volkskrant 31 maart 2010