Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • troost·vol
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen troostvol troostvoller troostvolst
verbogen troostvolle troostvollere troostvolste
partitief troostvols troostvollers -

Bijvoeglijk naamwoord

troostvol

  1. met veel troost
    • De begrafenis was voor alle nabestaanden een troostvolle bijeenkomst. Het zorgde ervoor dat ze het verdriet beter konden dragen. 

Gangbaarheid