Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trok over
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
overtrekken

trok over

  1. enkelvoud verleden tijd van overtrekken
    • Ik trok over. 
    • Jij trok over. 
    • Hij, zij, het trok over. 
Verwante begrippen


Gangbaarheid