• trap·ma·chi·ne
enkelvoud meervoud
naamwoord trapmachine trapmachines
verkleinwoord trapmachientje trapmachientjes

de trapmachinev [2]

  1. (naai)machine die door trappen in beweging wordt gebracht
     Nou enfin, het was allemaal te begrijpen; en 't was nog mooi dat ze die vrijer en die letter hadden, want er was nu eenmaal geen geld genoeg; dat zei wel niemand, maar 't sprak vanzelf: stond daar in de kamer niet de prachtige machine, de trapmachine die oom Dirk net een week voor St. Niklaas had gebracht.[3]
     't Heette dat juffrouw Dubois ze maakte, moe was de helpster, maar 't meeste deed moe al; ze was gauw genoeg aan de trapmachine gewend, ze kon het eigenlijk al dadelijk.[3]