transportwerkwoord
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trans·port·werk·woord
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van transport en werkwoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | transportwerkwoord | transportwerkwoorden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het transportwerkwoord o
- een werkwoord dat een beweging aangeeft, als het gebruikt wordt met richting dan voltooide tijd met hulpwerkwoord zijn, anders met hulpwerkwoord hebben.
- Wij zijn naar Amsterdam (gefietst, gewandeld, gereden): naar geeft richting aan transportwerkwoord dus hulpwerkwoord is zijn.
- Wij hebben zondag (gefietst, gewandeld, gereden): hier geen richting bij transportwerkwoord dus hulpwerkwoord is 'hebben'.
Gangbaarheid
- Het woord 'transportwerkwoord' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.