• trans·por·ten

de transportenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord transport


vervoeging van
transportar

transporten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van transportar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van transportar