transmuteert
- trans·mu·teert
vervoeging van |
---|
transmuteren |
transmuteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transmuteren
- Jij transmuteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transmuteren
- Hij transmuteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van transmuteren
- Transmuteert!