trames
- tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van tramer
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van tramer
trames
- aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van tramar
- gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van tramar