vervoeging van
trajear

trajeaba

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van trajear
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van trajear
vervoeging van
trajearse

trajeaba

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van trajearse
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van trajearse