trainingsprogramma

  • trai·nings·pro·gram·ma
enkelvoud meervoud
naamwoord trainingsprogramma trainingsprogramma's
verkleinwoord trainingsprogrammaatje trainingsprogrammaatjes

het trainingsprogrammao

  1. een gestructureerde aanpak om een sport of een vaardigheid aan te leren of te verbeteren
    • De huisartsen volgden een trainingsprogramma om beter met agressieve patiënten om te kunnen gaan. 
    • De nieuwe coach had een geheel eigen trainingsprogramma bedacht waar de sporters aan moesten wennen.