trainingsprogramma
- trai·nings·pro·gram·ma
- samenstelling van training en programma met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trainingsprogramma | trainingsprogramma's |
verkleinwoord | trainingsprogrammaatje | trainingsprogrammaatjes |
het trainingsprogramma o
- een gestructureerde aanpak om een sport of een vaardigheid aan te leren of te verbeteren
- De huisartsen volgden een trainingsprogramma om beter met agressieve patiënten om te kunnen gaan.
- De nieuwe coach had een geheel eigen trainingsprogramma bedacht waar de sporters aan moesten wennen.
- Het woord trainingsprogramma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.