torenklok
- to·ren·klok
- samenstelling van toren en klok
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | torenklok | torenklokken |
verkleinwoord | torenklokje | torenklokjes |
- Klok in een toren.
- De torenklok hoefde niet precies gelijk te lopen, want iedereen keek op dezelfde klok.
- Het woord torenklok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "torenklok" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be