Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • top·li·ga
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord topliga topliga's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de topligav / m

  1. groep waar de allerbesten (sporters, sportclubs, professionals e.d.) lid van zijn
    • Niet iedereen in Friesland is verrukt van het schaatsen. Wellicht is dit een onthulling, al dateert die van 1997. Dat jaar werd er een Elfstedentocht verreden. In de kelder van de VPRO lagen, verzameld in pizzadozen die op het punt stonden om weggegooid te worden, daar nog prachtige beelden van. Nooit vertoond. Medewerkers van deze omroep, „de topliga onder de documentairemakers”, volgens Koolhaas, zagen er bij nader inzien geen brood in. [1] 
    • De Russische competitie is weliswaar een stuk aansprekender dan pakweg tien jaar geleden, maar nog altijd geen absolute topliga. Veel spelers komen vroeg of laat terug op hun vertrek. Ze krijgen heimwee, zijn niet tevreden over het sportieve niveau of de weersomstandigheden. [2] 
    • De grote wielerploegen hebben unaniem besloten de licenties van de ProTour niet te verlengen. De ProTour werd als een 'topliga' door de wereldwielerbond in het leven geroepen om de beste renners in de beste wedstrijden te krijgen, maar vanwege onderlinge ruzies stapten de organisatoren van de Tour, de Giro en de Vuelta uit de ProTour. [3] 

Gangbaarheid

53 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. NRC John Kroon 3 januari 2014 Supportersliefde en ruzie over schaatspak
  2. Tubantia Rik Elfrink en Maarten Wijffels 26-06-15 PSV-captain Wijnaldum kan vier kanten op
  3. Het Parool 16 juli 2008 Wielerteams slaan handen ineen
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be