tonster
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ton·ster
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van tonnen met het achtervoegsel -ster [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tonster | tonsters |
verkleinwoord | tonstertje | tonstertjes |
Zelfstandig naamwoord
de tonster v
- (beroep) vrouw die turf in tonnen afmeet
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'tonster' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tonster" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
11 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be