toneelvoorstelling

 
toneelvoorstelling
  • to·neel·voor·stel·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord toneelvoorstelling toneelvoorstellingen
verkleinwoord toneelvoorstellinkje toneelvoorstellinkjes

de toneelvoorstellingv

  1. uitvoering van een toneelstuk door een toneelgezelschap
     Het gesprek viel na de anekdote uiteen in luchtige, onbetekenende babbelpraatjes over het laatste en het komende bal, over toneelvoorstellingen en over waar en wanneer men elkaar zou weerzien.[2]
     Iets dergelijks geldt ook voor de toneelvoorstelling Jihad, de voorstelling, die scholieren moest waarschuwen voor de verlokkingen van het jihadisme. In de voorstelling loopt een reis van drie Nederlandse jongens om te gaan vechten in Syrië uit op een desillusie. Tienduizenden middelbare scholieren hebben de voorstelling bekeken. Gemeenten en docenten waren enthousiast, maar bij nader inzien bleek het bij sommige jongeren averechts te hebben gewerkt: zij bewonderden de keuze van de hoofdpersonen om te gaan strijden.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron “'Geen idee of miljoenen voor aanpak jihadisme goed besteed zijn'” (01-06-2019), NOS