• to·le·ran·tie·grens
enkelvoud meervoud
naamwoord tolerantiegrens tolerantiegrenzen
verkleinwoord

de tolerantiegrensv / m

  1. het uiterste wat men nog kan verdragen
     Hij leerde alles over `commandostructuur'en `tolerantiegrens' en al die dingen, maar van werken aan zijn proefschrift kwam niets: pas wanneer 's avonds Hoera-20 arriveerde, ging de verwarming aan.[2]
     Meer dan 1 procent van de verplichtingen die het Rijk vorig jaar is aangegaan, was in strijd met de regels. Dat komt onder meer door de onrechtmatige manier waarop het Rijk een groot pakket aandelen Air France-KLM heeft gekocht en daarmee is de "tolerantiegrens" overschreden, wat sinds 2008 niet meer is voorgekomen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Rekenkamer kritisch op kabinet om onrechtmatige aankoop aandelen Air France-KLM” (20-05-2020), NOS