Nederlands

 
verkeersbord toerit
Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·rit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toerit toeritten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

toerit m [1]

  1. oprit of invoeging en is een rijstrook die naar de hoofdrijbaan leidt
     De auto stond langs de Kayersdijk in de berm van de toerit van de A1 richting Amsterdam.[2]
     ,,Ondersteuning verleend bij een aanrijding op de A58 bij Oirschot. Door de afhandeling van deze aanrijding was er een file ontstaan. Bestuurders vonden het nodig om hun auto te keren op de snelweg en tegen het verkeer in de toerit van de snelweg te gebruiken.”[3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Johannes Rutgers
    “Paul zet z’n auto met pech langs de weg in Apeldoorn, maar vindt hem een dag later gesloopt terug” (22-04-2019), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Ties Cleven
    “Zeventien bestuurders tegen richting in op snelweg na ongeluk” (24-04-2019), Tubantia