Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·ris·ten·klas·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toeristenklasse toeristenklassen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

toeristenklasse v [1]

  1. de soberste en goedkoopste comfortklasse die luchtvaartmaatschappijen hanteren
     Acht dagen in de toeristenklasse in een krappe vierpersoonshut en zo.[2]
     De KLM krijgt een nieuw gezicht, althans voor passagiers in de business class. Ontwerpster Hella Jongerius begon helemaal opnieuw: stoelen, stoffen, kleuren. En geen zorgen: hierna is ook de toeristenklasse aan de beurt. Jongerius werkt in Berlijn en correspondent Wouter Meijer ging bij haar langs.[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “Hella Jongerius creëert 'thuisgevoel' in KLM-vliegtuigen” (19-03-2013), NOS