toeristenindustrie

  • toe·ris·ten·in·dus·trie
enkelvoud meervoud
naamwoord toeristenindustrie toeristenindustrieën
verkleinwoord

de toeristenindustriev

  1. alle bedrijven die betrokken zijn bij de verzorging van grote aantallen vakantiegangers
     Voor de gouverneur was een toeristenonderneming iets heel anders dan het gewone zakendoen, omdat de toeristenindustrie bijdraagt aan de bloei van de lokale economie.[2]
     De toeristenindustrie is voor Griekenland van levensbelang. Een op de vijf banen hangt er vanaf, het is goed voor een kwart van de economie. Sommige eilanden, zoals Mykonos, Santorini, Kos en Rhodos zijn zelfs bijna helemaal afhankelijk van buitenlands toerisme.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  3.   Weblink bron “Toerisme Athene getroffen door corona, 'dit is slechtste seizoen ooit'” (24-08-2020), NOS