toekomstperspectief

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·komst·per·spec·tief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toekomstperspectief toekomstperspectieven
verkleinwoord toekomstperspectiefje toekomstperspectiefjes

Zelfstandig naamwoord

het toekomstperspectiefo

  1. de gunstige mogelijkheden waarop iemand kan rekenen voor de komende tijd
    • Na het voltooien van zijn opleiding heeft hij prima toekomstperspectieven. 

Gangbaarheid