• ti·tel·ge·vecht
enkelvoud meervoud
naamwoord titelgevecht titelgevechten
verkleinwoord

het titelgevechto

  1. wedstrijd of serie wedstrijden waarbij een kampioenstitel op het spel staat, meestal gaat de strijd tussen de titelverdediger en een uitdager
    • Verhoeven moet van zijn vader de mbo-studie business management afmaken. „Ik heb tegen hem gezegd: je moet goed Engels kunnen, voor als je in het buitenland doorbreekt.” Die doorbraak komt in 2013, bij de betrekkelijk nieuwe kickboksfederatie GLORY, een Amerikaans concern. Rico wint van onder anderen grootheid Peter Aerts en mag zich op zijn 24ste wereldkampioen zwaargewicht noemen. Drie jaar en vijf titelgevechten later is hij dat nog steeds, inmiddels nu en dan samen trainend met een andere grootheid: de Brit Tyson Fury, wereldkampioen boksen in zijn klasse, die hem zijn stoten leert perfectioneren. [2] 
96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Dennis Meinema 9 december 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be