tippel
- tip·pel
- In de betekenis van ‘stippeltje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1873 [1]
vervoeging van |
---|
tippelen |
tippel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tippelen
- Ik tippel.
- gebiedende wijs van tippelen
- Tippel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tippelen
- Tippel je?
- Het woord tippel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tippel" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "tippel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be