tienertijd
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tienertijd (hulp, bestand)
- IPA: /ˈtinərˌtɛit/
Woordafbreking
- tie·ner·tijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tiener zn en tijd zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tienertijd | tienertijden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
tienertijd
- deel van het leven vanaf de leeftijd 10 tot 20 jaar
- In hun tienertijd waren zij opstandige pubers.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord tienertijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.