Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tie·ner·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tienertijd tienertijden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

tienertijd

  1. deel van het leven vanaf de leeftijd 10 tot 20 jaar
    • In hun tienertijd waren zij opstandige pubers. 
Synoniemen

Gangbaarheid