Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ther·mo·staat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘warmteregelaar’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
  • afgeleid van het Griekse 'statos' (stilstaand) met het voorvoegsel thermo- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord thermostaat thermostaten
verkleinwoord thermostaatje thermostaatjes

Zelfstandig naamwoord

de thermostaatm

  1. (natuurkunde) (elektrotechniek) voor temperatuurwisselingen gevoelig apparaat dat gebruikt in een regeling de temperatuur in een bepaalde ruimte constant probeert te houden
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen