tennishal
- ten·nis·hal
- samenstelling van tennis zn en hal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tennishal | tennishallen |
verkleinwoord |
- (tennis) (bouwkunde) grote sporthal met één of meer tennisbanen
- ▸ Op verschillende plekken in het land zijn daken of gevels bezweken door de ophoping van sneeuw. Onder andere het Vrijheidsmuseum in Groesbeek, een tennishal in Winterswijk en het huis van Raymond van Barneveld liepen schade op.[1]
- ▸ Andere sportievelingen hebben minder geluk met het weer. Zo is tennissen er voor leden van de Winterswijkse Tennis Club voorlopig niet meer bij. De tijdelijke tennishal - een reusachtige tent die over vier banen was gezet - is door de harde wind en hevige sneeuwval ingestort, meldt Omroep Gelderland.[2]
- Het woord tennishal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Daken bezwijken onder gewicht van stuifsneeuw” (Zondag 7 februari 2021), NOS
- ↑ Weblink bron “Veel mensen eropuit met slee of snowboard (of voor andere sneeuwpret)” (Zondag 7 februari 2021,), NOS