tegenzitten
- Geluid: tegenzitten (hulp, bestand)
- te·gen·zit·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tegenzitten |
zat tegen |
tegengezeten |
klasse 5 | volledig |
tegenzitten
- moeilijker zijn dan verwacht, ongunstig zijn, een belemmering zijn zonder dat je daar invloed op hebt
- Het zijn de krekel en de mier uit de beroemde Griekse fabel die in onze schedel om voorrang strijden. De eerste wil meteen genieten, zo heet het. De ander, daarentegen, wil sparen voor later - wanneer de omstandigheden misschien wat meer tegenzitten en een extraatje wel van pas zou kunnen komen. [2]
- Vandoorne had reeds een gridpenalty van vijf plaatsen gekregen maar door het bijkomend wisselen van motoronderdelen krijgt Vandoorne nu een extra gridpenalty van vijfentwintig plaatsen. Die loopt zo op tot dertig plaatsen en Vandoorne zal daardoor als voorlaatste aan de race beginnen. Het blijft Vandoorne dus tegenzitten in Austin.[3]
- Jij hebt altijd nog honderd dingen te doen voor je aan je werk toekomt of bent gewoon geen ochtendmens, dus je begint om kwart over 9. Of om half 10, als het verkeer tegenzit. Je baas daarentegen staat op met het ochtendgloren, of nog eerder.[4]
- (kaartspel) een sterkere tegenstander zijn dan gedacht
- [1] tegenvallen, tegenlopen
- Het woord tegenzitten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tegenzitten" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Ginneken, Jaap vanGek met geld [2010] ISBN 978-90-470-0379-3 pagina 64
- ↑ de Standaard 22/OKTOBER/2017
- ↑ Tubantia Priscilla van Agteren 01-NOVEMBER-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be