• te·gen·coup
enkelvoud meervoud
naamwoord tegencoup tegencoups
verkleinwoord

de tegencoupm

  1. (politiek) plegen van een staatsgreep tegen een regering die door een staatsgreep aan de macht is gekomen
     De vijftien tegenstanders zijn vakbondsleiders, advocaten en journalisten. Volgens de lezing van het regime-Bouterse wilde de groep een tegencoup plegen en werden ze daarom gearresteerd. Het regime zegt dat ze werden neergeschoten toen ze probeerden te vluchten, maar ooggetuigen zeggen dat de lichamen kogelgaten vertonen en sporen van zware mishandeling.[1]
     Fort Zeelandia De militairen beginnen radeloos te worden en besluiten hun critici de rekening te presenteren. Zestien mensen worden opgepakt en naar Fort Zeelandia gebracht. Het zijn vakbondsleiders, journalisten, advocaten, universiteitsdocenten en militairen die gevangen zaten wegens een tegencoup.[2]
  1.   Weblink bron “Proces Decembermoorden: waar gaat het om en waarom duurt het zo lang?” (Woensdag 29 juni 2016, 22:35), NOS
  2.   Weblink bron
    Wim Bunschoten
    “Bouterse vervloekt en aanbeden” (Dinsdag 16 februari 2010, 19:33), NOS