tegemoetkomendheid
- te·ge·moet·ko·mend·heid
- afleiding van tegemoetkomend met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tegemoetkomendheid | |
verkleinwoord |
de tegemoetkomendheid v
- de mate waarin men vriendelijk en hulpvaardig is
- ▸ Er stond geen hard woord in de brief, geen verwijt, maar er was ook geen sprake van enige tegemoetkomendheid.[2]
- Het woord tegemoetkomendheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.