teek
- teek
- van Middelnederlands teke / tedicke "parasiet", in de betekenis van ‘insect’ voor het eerst aangetroffen in 1518 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | teek | teken |
verkleinwoord | teekje | teekjes |
- (spinachtigen) achtpotige parasiet uit de orde Ixodida , verwant aan mijten en spinnen
1. achtpotige parasiet uit de orde Ixodida
- Het woord teek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "teek" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ teek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "teek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
teek