• tast·baar·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord tastbaarheid tastbaarheden
verkleinwoord

de tastbaarheidv

  1. iets wat men met de handen kan vastpakken; iets materieels
  2. iets dat heel duidelijk aanwezig is
     Hier treurt ze met ontstellende tastbaarheid over het verleden, en dat iedere nacht haar vroegere verstokte gewoonten ontbranden.[2]
     ,,We zijn al een paar jaar bezig om duurzamer te worden”, zegt Van Loon. ,,Maar dat zijn allemaal programma's voor de langere termijn. We willen ook dat het nu al tastbaar wordt voor onze klanten, zodat ook de mensen die nog niet overstappen naar elektrisch rijden iets kunnen doen.”[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron
    Sander van Mersbergen
    “Klimaatneutraal rijden voor één cent extra: redden we daar de wereld mee?” (08-04-2019), Tubantia