Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • taks·vrij
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen taksvrij taksvrijer taksvrijst
verbogen taksvrije taksvrijere taksvrijste
partitief taksvrijs taksvrijers -

Bijvoeglijk naamwoord

taksvrij

  1. van iets dat je er geen belasting over hoeft te betalen
    • De verkoop van benzine, sigaretten en kledij is taksvrij in Vaticaanstad. In theorie zijn die goederen enkel beschikbaar voor de 5.000 medewerkers, maar intussen zijn 41.000 pasjes in omloop, waarmee ‘vrienden van vrienden’ taksvrij kunnen shoppen. Die lucratieve business levert het Vaticaan jaarlijks zestig miljoen euro op. [1] 
    • De luchtvaartmaatschappij gaat ervan uit dat frequente reizigers de boodschappen op hun vluchten over maaltijden en taksvrij shoppen al meermaals hebben gehoord en er de voorkeur aan geven om in alle rust nog wat te slapen, lezen of zich voor te bereiden op een werkdag. [2] 
    • Dan gaat het niet om het taksvrije shoppen op de luchthaven zelf, wel voor aankopen in België zelf. Buitenlanders van buiten de Europese Unie kunnen bij hun vertrek bij de douane een formulier invullen waardoor ze de betaalde taksen kunnen recupereren. Tot nu toe gold er een ondergrens van 125 euro, Van Overtveldt heeft die volgens De Morgen doen zakken naar 50 euro. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen