Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·fel·spel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tafelspel tafelspelen
tafelspellen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

tafelspel o [1]

  1. een gezelschapsspel dat men gewoonlijk aan tafel speelt
  2. gokspel, zoals roulette en blackjack, dat men speelt gezeten aan een tafel
     De loterijen worden gevolgd door de gokkasten met een marktaandeel van 42 procent en de tafelspelen in casino's (9 procent) en sportweddenschappen zoals Toto (1 procent).[2]
     Goed én slecht nieuws voor Twentse bezoekers van het casino in Bad Bentheim: de ‘Spielbank’ opent namelijk eind deze maand weer de deuren, maar het casino net over de grens gaat stoppen met de tafelspellen roulette en blackjack. De reden? Een beetje corona, maar vooral het feit dat er geen nieuwe medewerkers voor het casino te vinden zijn.[3]
  3. klein, komisch toneelstukje dat men tijdens een feestmaal opvoert
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “We verloren vorig jaar 100 miljoen euro meer aan gokken” (30-09-2016), NOS
  3.   Weblink bron
    Bjorn Weinreder
    “Niemand wil croupier zijn in Bad Bentheim: casino stopt met blackjack en roulette” (5-09-2020), Tubantia