Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·fel·fruit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tafelfruit
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het tafelfruito

  1. (voeding) fruit dat men onbewerkt als toetje eet na de maaltijd
     Verder is er een sterke vraag naar tafelfruit, waardoor er te weinig appels voor sapverwerking worden aangeboden.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Sinaasappelsap duurder wegens slechte oogst” (08-11-2010), Reformatorisch Dagblad