Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·fel·dek·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tafeldekken


onvolledig

Werkwoord

tafeldekken

  1. alle etensgerei op de tafel zetten voordat de maaltijd begint
    • Wij moesten van moeder voor de maaltijd tafeldekken en na de maaltijd afruimen 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid