tafeldek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ta·fel·dek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tafel zn en dek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tafeldek | |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het tafeldek o
- horizontale oppervlak van een meubel dat verder bestaat uit de poten die dat vlak ondersteunen
- Komt men in een Amerikaans weg-restaurant, dan veegt een ober of een serveerster met een vochtige doek het tafeldek schoon, legt een papieren matje met bestek neer en haalt een glas water-met-ijs. [1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'tafeldek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Zijderveld, A.C.De tirannie van het cliché. (1982) Van Loghum Slaterus, Deventer; ISBN 90 6001 513 4; p. 76; geraadpleegd 2016-06-17