Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·fel·dek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tafeldek
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het tafeldeko

  1. horizontale oppervlak van een meubel dat verder bestaat uit de poten die dat vlak ondersteunen
    • Komt men in een Amerikaans weg-restaurant, dan veegt een ober of een serveerster met een vochtige doek het tafeldek schoon, legt een papieren matje met bestek neer en haalt een glas water-met-ijs.  [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen